Rudimentair (anatomie)

Een kenmerk (zoals een organel, een orgaan of een weefsel) van een organisme wordt rudimentair of gereduceerd genoemd wanneer het morfologisch slechter ontwikkeld is dan bij verwante soorten en bij voorouders.

Het gereduceerde kenmerk of rudiment heeft eventueel een verminderde functionaliteit in vergelijking met dat bij de voorouders of bij nauwe verwanten. Het kenmerk was in een vroeger evolutionair stadium van het organisme aanwezig, maar is gereduceerd en komt niet tot ontwikkeling waarbij de belangrijkste functies verloren zijn gegaan. Een orgaan of orgaanstelsel kan in de loop van de evolutie zijn functie verloren hebben en dus in het huidige tijdperk overbodig zijn. Zo'n orgaan is soms nog wel aanwezig (als evolutionair relict), maar is bijvoorbeeld zeer klein ten opzichte van andere soorten. Het in de evolutie verdwijnen van een kenmerk kan onder andere in gang gezet zijn door functieverlies of door energiebesparing.[1]

Voorbeelden

Bij mens en dier

Wormvormig aanhangsel van de blindedarm
Vrijlevende gametofyt bij varens:
A voorkiemen; B archegonia; C rizoïden; D antheridia.
  • Bij de mens: de stuit of het staartbeen (coccyx) en de verstandskiezen voor het kauwen van rauw voedsel. Rudimentaire ribben zijn enkel nog als kleine aanhechtsels aanwezig op de wervels.
  • Sommige walvissen hebben een rudiment van de achterpoten, gebleken is echter dat de twee losse botjes onmisbaar zijn bij het paren.
  • Er zijn slangen met rudimentaire pootjes, niet meer dan nauwelijks zichtbare uitsteeksels.
  • Sommige vogels hebben rudimentaire vleugels waarmee ze niet kunnen vliegen.[2]
  • Sommige sluipwespen hebben het vermogen om vetten te produceren verloren. Deze nemen ze op van hun gastheer, die ze produceert.[3]
  • Veel insecten die zich ongeslachtelijk voortplanten, hebben hun seksuele kenmerken verloren.[4]
  • Naaktslakken en inktvissen hebben in het algemeen rudimentaire schelpen.

Planten

  • Bij de Embryophyta (landplanten) is, in de loop van de evolutie, de gametofyt-fase met prothallium (voorkiem), antheridia en archegonia sterk gereduceerd. Bij levermossen, bladmossen en hauwmossen en bij veel varens is de gametofyt een zelfstandig en vrij levend organisme, met goed ontwikkelde voorkiem, antheridia en archegonia. Bij de zaadplanten kunnen deze gereduceerd zijn tot hoogstens enkele cellen. De functie van geslachtelijke voortplanting is ook hier nog volledig aanwezig.
  • Cactussen verschillen van veel bedektzadige planten in de afwezigheid van bladeren als aanpassing aan een heet en droog klimaat, maar soms zijn in jongere stadia wel kleine, wormvormige blaadjes te vinden die snel afvallen. De functie van bladeren in de transpiratie en de fotosynthese bij de vorming van assimilaten is overgenomen door de stengels. Soorten van het geslacht Pereskia hebben echter wel volledige bladeren.

Zie ook

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Vestigialization and loss of non-functional characters Fong, D.W. et al. (1995) Annual Review of Ecology and Systematics 26: 249-268
  2. Energy Conservation and the Evolution of Flightlessness in Birds McNab, B.K. (1994) American Naturalist 144: 628-642.
  3. Loss of lipid synthesis as an evolutionary consequence of a parasitic lifestyle Visser et al. (2010) Proceedings of the National Academy of Sciences of the USA 107: 8677–8682
  4. On the fate of sexual traits under asexuality van der Kooi, C.J. and T. Schwander (2014) Biological Reviews 89: 805-819