Hieronymus Bock

Hieronymus Bock
Portret naar een gravure van David Kandel
Algemene informatie
Geboren 1498
mogelijk Heidelsheim bij Bruchsal
Overleden 21 februari 1554
Hornbach
Land Heilige Roomse Rijk
Religie Luthers
Beroep botanicus, arts, theoloog
Bekend van New Kreütter Buch
Portaal  Portaalicoon   biologie

Hieronymus Bock (mogelijk Heidelsheim bij Bruchsal, 1498 – Hornbach, 21 februari 1554), genoemd Tragus (van Oudgrieks τράγος, trágos‚ bok),[noot 1] was een Duits botanicus, arts, theoloog en luthers predikant. Samen met Otto Brunfels en Leonhart Fuchs geldt hij (in Duitsland) als een van de aartsvaders der botanie.

Leven

Als geboorteplaats van Bock worden in de loop der geschiedenis meerdere plaatsen genoemd. Hij schreef zich mogelijk in 1519 aan de universiteit van Heidelberg in als 'Iheronimus Bock de Schifferrstat dioc. Spir.' (Hieronymus Bock uit Schifferstadt, bisdom Speyer).[1][noot 2] In 1580 noemt Melchior Sebisch,[noot 3] in een door hem verzorgde heruitgave van Bocks Kreüterbuch, 'Heidesbach bei Zweibrücken' als geboorteplaats.[2] In 1588 schrijft Tabernaemontanus, een leerling van Bock, in de Vorrede van zijn eigen Neuw Kreüterbuch dat de geboorteplaats Bretten is.[3] In 1620 maakt Melchior Adam daar 'Heidespachii pago Brettae' (Heidesbach, gouw[noot 4] Bretten) van, en voegt eraan toe dat dat vlakbij de geboorteplaats van Philipp Melanchthon (Bretten) is.[4] In 1864 is Hautz de eerste die 'Heidelsheim bei Bretten' als geboorteplaats noemt, zonder bronvermelding.[5] Mayerhofer (1896) merkt als een van de eersten op dat de door eerdere auteurs genoemde plaats 'Heidesbach' niet bestaat. Vanwege de stelligheid waarmee de plaats Bretten wordt genoemd, concludeert hij dat dan uitsluitend Heidelsheim bij Bretten in aanmerking komt, maar voert geen verder bewijs aan.[2][noot 5][noot 6] Over Bocks jeugd is weinig bekend, anders dan een vermoedelijke studie in Heidelberg, waar hij zich dan in 1519 als student zou hebben ingeschreven.[noot 2] Melchior Adam noemt de namen van zijn ouders als Heinrich en Margaretha.[6] Zijn ouders zouden hem hebben voorbestemd voor een leven in het klooster, maar Bock besloot anders.[7] Mayerhofer vermoedt dat Bock met financiële steun van zijn ouders meerdere hogescholen in de buurt heeft bezocht om daar natuurfilosofie en theologie te studeren.[noot 7] Zijn pogingen om zijn inschrijfgegevens terug te vinden in de registers van diverse hogescholen bleven echter zonder resultaat.[7] Roth oppert dat Bock mogelijk in Straatsburg heeft gestudeerd omdat hij de daar woonachtige Otto Brunfels en Johann Sapidus (Witz) al vroeg kende.[8] Omdat er geen bewijzen zijn van het behalen van een academische graad in enige studie, vermoeden diverse auteurs dat hij op het gebied van de botanie en geneeskunde autodidact was.

Bock zelf vermeldt in de derde druk van zijn Kreüterbuch dat in zijn familiewapen een brandnetel voorkomt.[9]

In 1522[8] of januari 1523[10] accepteerde hij een positie als leraar aan de Latijnse school[11] in Zweibrücken,[noot 8] onder hertog Lodewijk II van Palts-Zweibrücken, en begon voor hem met de aanleg van een botanische tuin.[6][12][7][13] Bock had al vroeg sympathie voor de Lutherse vorm van het Christelijk geloof opgevat, en stond in samenhang daarmee in goede betrekking tot het hof van Lodewijk, die sinds 1523[14][15] eveneens een aanhanger van Luther was. Op 25 januari 1523 trouwde Bock met Eva Victor, waarbij 80 gasten aanwezig waren.[6] In maart 1532 werd hij lijfarts van Lodewijk II. Die laatste stierf al op 3 december van dat jaar. In 1533 verhuisde hij naar het nabijgelegen Hornbach om daar kanunnik[16] te worden in het Benedictijner Stift van St. Fabian.[noot 9][noot 10] Die benoeming, op voorspraak van abt Johann von Kinthausen,[noot 11] was opvallend omdat Bock een leek was, en bovendien getrouwd.[16] Van 1533 tot in elk geval 1536[11] had hij een prebende van St. Fabian.[16] Bock nam de verplichtingen die de prebende met zich meebracht, waaronder het aanwezig zijn bij diverse gebeden en zittingen, en bovendien een leraarschap, niet erg serieus, met als argument dat dat ten koste ging van zijn taken als arts. Op 28 december 1536 kwam het daarop tot een geding met zijn collega's, waarbij uiteindelijk het hertogelijk hof uitspraak deed. Bock werd deels in het gelijk gesteld; hij werd ontheven van zijn onderwijstaken, en er werden zulke uitgebreide uitzonderingen op zijn aanwezigheidsverplichtingen vastgesteld, dat hij in de praktijk alle tijd kreeg voor zijn bezigheden als arts en botanicus.[17][18] In 1538 bereikte de reformatie St. Fabian,[11] en werd Bock luthers pastoor.[19][20][noot 12] In augustus 1550, in de nasleep van het Interim van Augsburg, volgde zijn gedwongen vertrek uit Hornbach wegens een religieus conflict met de katholiek gebleven abt van Hornbach, Johann Bonn von Wachenheim.[21][22] Hij vond hulp bij landgraaf Filips II van Nassau-Saarbrücken in Saarbrücken, bij wie hij al eens de genezing van een ernstige ziekte had bewerkstelligd, en van wie hij nu lijfarts werd.[23] Zijn vooruitzichten op een terugkeer werden snel beter toen al op 5 augustus 1550 Johann Bonn overleed.[24] Vanuit Saarbrücken schreef hij op 14 augustus 1550 een open brief aan de gemeente in Hornbach. In 1551 of 1552 keerde hij in Hornbach terug.[10][noot 13] In 1554 overleed hij daar, mogelijk aan tuberculose.[10] Diverse bronnen geven aan dat Eva vóór hem overleed,[25] maar Adam, Freher en in hun gevolg Mayerhofer, geven aan dat Eva hem met één zoon (Heinrich) en een dochter overleefde.[6][12][26] Bock werd begraven in de kerk van St. Fabian. Melchior Adam meldt al in 1620 dat die kerk inmiddels tot een ruïne is vervallen.[27] Roth schrijft dat de grafsteen naderhand als tafel in de tuin van de beheerder van het klooster is gebruikt, daarbij verwijzend naar Freher, Molitor en Mayerhofer, van wie de eerste en de laatste het gegeven niet noemen.[28]

Werk

Bock moet al ruim vóór 1532 in de plantkunde geïnteresseerd zijn geweest, want Otto Brunfels verzocht hem al vóór dat jaar om commentaar op een vijftigtal plantennamen. Zijn antwoord daarop verscheen in 1532 in druk in deel 2 van Brunfels' Herbarum vivae eicones. In 1533 kreeg hij bezoek van diezelfde Brunfels, die te voet van Straatsburg naar Hornbach was gekomen om zijn botanisch werk te kunnen bekijken, en er daarna sterk bij hem op aandrong dat hij het zou publiceren.[29] Om hiaten in zijn kennis op te vullen, en het aantal te behandelen soorten uit te kunnen breiden, ondernam Bock daarna excursies naar de Wasgau, het dal van de Idar (in de Hunsrück), het Moezeldal, het Saardal, de Vorderpfalz, Landau en Bergzabern. Hij kon daar echter vanaf dat jaar vanwege zijn aanstelling als Stiftsherr veel meer tijd aan besteden.[30] Bij zijn excursies ging hij als boer verkleed.[31] In Bergzabern trof hij Jakob Theodor, genoemd Tabernaemontanus, net als hij aanhanger van Luther, en hij nam hem als leerling mee naar Hornbach.[32] Later volgden nog excursies naar Graubünden, Chur, Bad Pfäfers en Feldkirch in Tirol.[32] Omdat de eerste druk van zijn New Kreütter Buch zonder afbeeldingen verscheen, was hij verplicht de gedetailleerde beschrijvingen te geven waarom het boek later zo geloofd werd. Zijn werk markeert de overgang van de klassieke botanie, waarin hoofdzakelijk de teksten van de klassieke auteurs, met name Theophrastus, Dioscorides en Galenus, werden gevolgd en vertaald, naar de moderne, waarin eigen waarnemingen en beschrijvingen de belangrijkste rol spelen, en waarvan ook zijn tijdgenoot Valerius Cordus een exponent was.

In 1546 verscheen de tweede druk van het werk, ditmaal geïllustreerd met 465 houtsneden vervaardigd door David Kandel. Die droegen veel aan het succes van het werk bij.[33]

Publicaties

  • 1532 – Herbarum aliquot dissertationes et censurae in: Otto Brunfels, Herbarum vivae eicones ad naturae imitationem 2: 156–165
  • New Kreütter Buch von Underscheydt, Würckung und Namen der Kreütter so in teütschen Landen wachsen
    • 1539 – eerste druk, zonder afbeeldingen
    • 1546 – tweede druk, met afbeeldingen, als 'Kreüterbuch'; opgedragen aan landgraaf Filips I van Hessen, schoonvader van hertog Wolfgang van Palts-Zweibrücken
    • 1551 – derde druk, met sterk uitgebreid voorwoord; opgedragen aan Filips II van Nassau-Saarbrücken, wiens wapen op de achterzijde van de titelpagina is afgebeeld
    • 1552 – De stirpium, maxime earum, quae in Germania nostra nascuntur, Latijnse vertaling door David Kyber
  • 1544 – Regiment für alle zufallende kranckheit des leibs
  • 1550 – Teutsche Speißkammer oder was gesunden und kranken Menschen zur Leibesnahrung gegeben werden soll

Eponymie

Uiteenlopen van bronnen

Johann Mayerhofer stelt dat de eerste biografieën van Bock veel materiaal bevatten dat de auteurs van elkaar overschreven.[40] Ferdinand Roth stelt daarbij dat die eerste biografieën in feite allemaal teruggingen op een lijkrede geschreven door Heinrich Fabricius (1547–1612), uitgegeven in Saarbrücken in 1600 (46 jaar na Bocks overlijden), en genoemd door Melchior Adam.[41][42] Mayerhofer, die zich erover verbaast dat diverse auteurs de naam 'Heidespach' of 'Heidesbach' als geboorteplaats noemen terwijl een plaats met een van die twee namen niet bestaat, veronderstelt dat hij de eerste is die andere bronnen, zoals archiefstukken en van Bock bewaard gebleven brieven heeft gebruikt.[43][noot 14]

Bronnen
  • Adam, M. (1620). Vitae Germanorum medicorum: 67–72
  • Engler, A. (1875). Hieronymus Bock in Allgemeine Deutsche Biografie 2: 766
  • Freher, P. (1688). Theatrum Virorum Eruditione Clarorum: 1235; hoofdzakelijk gekopieerd uit Melchior Adam (1620)
  • Greene, E.L. (1909). Landmarks of botanical history. Smithsonian Miscellaneous Collections 54: 220–262
  • Kirschleger, F. (1868). Hieronymus Bock (genannt Tragus). Alsatia 8(2): 227–248
  • Marzell, H. (1954). Das Buchsbaum-Bild im Kräuterbuch (1551) des Hieronymus Bock. Sudhoffs Archiv für Geschichte der Medizin und der Naturwissenschaften 38(2): 97–103
  • Mayerhofer, J. (1896). Beiträge zur Lebensgeschichte des Hieronymus Bock genannt Tragus. Historisches Jahrbuch der Görres-Gesellschaft 17: 765–799
  • Meyer, E.H.F. (1857). Geschichte der Botanik 4: 303–309
  • Molitor, L. (1885). Geschichte einer deutschen Fürstenstadt (Zweibrücken): 166–171
  • Müller-Jahncke, W.-D. (2007). Bock, Hieronymus. in: Gerabek, W.E., Haage, B.D., Keil, G. & Wegner, W., Enzyklopädie Medizingeschichte, De Gruyter, Berlijn, New York 1: 196–197
  • Ottermann, A. (2018). Hieronymus Bock und sein Kreutterbuch Teil 1. Mainz Vierteljahreshefte für Kultur, Politik, Wirtschaft, Geschichte 38(3): 88–91
  • Ottermann, A. (2018). Hieronymus Bock und sein Kreutterbuch Teil 2. Mainz Vierteljahreshefte für Kultur, Politik, Wirtschaft, Geschichte 38(4): 88–90
  • Roth, F.W.E. (1898). Hieronymus Bock, genannt Tragus (1498–1554). Botanisches Centralblatt 74: 265–271, 313–318, 344–347.
  • Roth, F.W.E. (1899). Hieronymus Bock, genannt Tragus, Prediger, Arzt und Botaniker 1498 bis 1554. Mitteilungen des historischen Vereins der Pfalz 23: 25–74
  • Sprengel, C.P.J. (1812). Hieronymus Tragus. Historia rei herbariae 1: 315–321 (met vanaf p. 318 een opsomming van planten die Bock als eerste beschreef)
  • Stannard, J. (2019). Bock, Jerome. Complete Dictionary of Scientific Biography
  • Ziegenspeck, H. (1955). Bock (Tragus), Hieronymus. Neue Deutsche Biographie 2: 343

Referenties
  1. Toepke, G. (1884). Die Matrikel der Universität Heidelberg von 1386 bis 1662 1 (1386–1553): 518. Gearchiveerd op 19 april 2023.
  2. a b Mayerhofer (1896): 766
  3. Tabernaemontanus (1588). Neuw Kreüterbuch: Vorrede, laatste pagina: "Dieweil dann mein lieber praeceptor seliger Hieronymus Tragus Brettanus [...] er auch ein Kindt in der Churfürstlichen Pfaltz zu Bretten geboren / und hernachmals zu Hornbach in der Fürstlichen Pfaltz vil Jar gewohnet". Gearchiveerd op 14 april 2021.
  4. Adam (1620): 67
  5. Hautz, J.F. (1864). Geschichte der Universität Heidelberg 2: 145, noot 12. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
  6. a b c d Adam (1620): 68
  7. a b c Mayerhofer (1896): 769
  8. a b Roth (1898): 266
  9. Bock, H. (1551). Kreüterbuch, Vorrede, hoofdstuk XV: "Ich hab auch gemelter Nessel bletter in meinem Signet / dieweil meine Voreltern in iren Signeten und Zeichen allwegen gebraucht / fürter wöllen ehren und behalten"
  10. a b c Stannard (2019)
  11. a b c Bock gen. Tragus Hieronymus in: Saarland Biografien
  12. a b Freher (1688): 1235
  13. Greene (1909): 221
  14. Mayerhofer (1896): 768
  15. Roth (1899): 27
  16. a b c Mayerhofer (1896): 771
  17. Mayerhofer (1896): 773
  18. Roth (1899): 31–32
  19. Mayerhofer (1896): 778, waar wordt vermeld dat Bock in een oorkonde van 10 augustus 1537 nog kanunnik wordt genoemd
  20. Roth (1899): 41
  21. Roth (1899): 47–49
  22. Mayerhofer (1896): 781–783
  23. Roth (1899): 49
  24. Roth (1899): 50
  25. Greene (1909): 221; Kirschleger (1868): 229; Meyer (1857): 304
  26. Mayerhofer (1896): 786
  27. Adam (1620): 70
  28. Roth (1898): 316
  29. Roth (1898): 269
  30. Mayerhofer (1896): 774
  31. Roth (1898): 267
  32. a b Roth (1899): 33
  33. Hieronymus Bock website Universität Regensburg, UB Web-Redaktion – 08.12.2020. Gearchiveerd op 1 april 2023.
  34. Plumier, C. (1703). Nova plantarum Americanarum genera: 14. Gearchiveerd op 28 mei 2023.
  35. Linnaeus, C. (1753). Species plantarum: 980. Gearchiveerd op 30 juli 2023.
  36. Haller, A. von (1768). Historia stirpium indigenarum Helvetiae inchoata 2: 203
  37. Scopoli, G.A. (1777). Introductio ad historiam naturalem: 106. Gearchiveerd op 11 april 2021.
  38. a b Burkhardt, L. (2018). Verzeichnis eponymischer Pflanzennamen 1: B 68, 2: 27
  39. Vellozo, J.M. de C. (1829) ('1825'). Florae fluminensis: 232 ('In memoriam D. Boc. Botanici Germani'). Gearchiveerd op 11 april 2021.
  40. Mayerhofer (1896): 765
  41. Adam (1620): 72
  42. Roth (1898): 265–266
  43. Mayerhofer (1896): 767
Noten
  1. Bock gaf zichzelf daarmee, naar humanistisch gebruik uit die tijd, een klassiek klinkende achternaam.
  2. a b Johann Mayerhofer (1896: 769) en Ferdinand Roth (1898: 266, 1899: 26–27) uiten er hun twijfel over of de ingeschreven Iheronimus Bock wel dezelfde is, omdat dit de enige plek is waar Schifferstadt als plaats van afkomst wordt genoemd. Mayerhofer en Roth (1899) houden nog de mogelijkheid open dat Bocks ouders tussen 1498 en 1519 verhuisd zijn.
  3. Wordt ook wel genoemd in de alternatieve spelling 'Sebitz'; zie Sebisch, Melchior (1539 bis 1625) in: Allgemeine Deutsche Biographie op de.wikisource.org.
  4. 'pago' (ablativus van 'pagus') is hier vertaald met 'gouw'; de voorbeelden die de Nederlandstalige Wikipedia geeft van Duitse gouwen betreffen echter veel grotere gebieden dan hier bedoeld: een stad of dorp met de daarbij behorende omgeving.
  5. Volgens Roth (1899: 25) gebruikten Adam en Hautz beiden dezelfde bron (Quelle in Heidelberger Universitätsarchiv), maar heeft Hautz die gewoon beter gelezen dan Adam.
  6. Heidelsheim ligt tussen Bretten en Bruchsal, is nu onderdeel van die laatste gemeente maar had tot 1935 zelf stadsrechten.
  7. Dat zijn de studies die ook door Adam (1620: 68) en Freher (1688: 1235) genoemd worden.
  8. Omdat hij al in januari 1523 in het huwelijk trad met Eva Victor uit Zweibrücken, veronderstelt Ferdinand Roth (1899: 27) dat hij al langer in die plaats verbleef; de Latijnse school werd echter pas in 1523 gesticht, zie Maurer, K.C.L. (1888). Geschichte der Stadt Bergzabern im Rahmen der Zeitgeschichte: 33.
  9. Ook van deze geschiedenis bestaan twee versies. De ene (Adam (1620): 68, Greene (1909): 222) verhaalt dat hij met de dood van Ludwig II zijn beschermheer verloor en aan het hof in ongenade viel (omdat Lodewijks opvolger niet openlijk Luthers zou willen zijn) en daarmee financieel aan de grond dreigde te raken, maar dat het vrijkomen van een positie in Hornbach wonderwel uitkomst bood; Meyer (1857: 304) en Greene noemen als opvolger van Lodewijk ten onrechte Frederik II, niet de opvolger maar de keurvorst van de Palts. De andere versie (Mayerhofer (1896): 771, Roth (1898): 267, (1899): 30) verhaalt juist dat hij met het verlenen van medische bijstand aan Lodewijk II in aanzien was gestegen, en dat hem een lucratieve positie in Hornbach werd aangeboden om hem van zijn tijdrovende leraarschap te ontdoen, meer tijd te geven voor zijn botanisch werk, en dat bovendien tegen een hoger inkomen, om hem maar als plantenkenner en ook als arts met inmiddels enige reputatie, in de buurt van Zweibrücken te houden.
  10. St. Fabian was een Stift dat al vóór 1182 in Hornbach was gevestigd vanuit het Benedictijner klooster in Zweibrücken. Abt van het klooster was sinds 1513 Johann von Kinthausen, een man die geschapen leek om Luthers versie van het Christelijk geloof te volgen, en al vroeg een zoon, genaamd Eustach, had, en vanaf 1516 samenleefde met Sophie Schneider, een vrouw uit de buurt die hij op een geheim tijdstip vóór 1540 zelfs huwde, en met wie hij een tweede zoon, genaamd Ludwig, had; zie Mayerhofer (1896): 767–768.
  11. Of Johann Kintheuser, zoals Mayerhofer hem even verderop noemt, zie Mayerhofer (1896): 771.
  12. Volgens Saarland Biografien was hij al vanaf 1536 pastoor, dus onmiddellijk na het, volgens diezelfde bron, opgeven van zijn prebende, waarbij deze bron zich hoofdzakelijk lijkt te baseren op Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon (BBKL), Band 25 (2005): 81–86, ISBN 3-88309-332-7. Mayerhofer maakt er expliciet melding van dat Bock zijn prebende na het geding van december 1536 behield, zie Mayerhofer (1896): 773–774, en dat Bock in een oorkonde van 10 augustus 1537 nog als kanunnik wordt vermeld, zie Mayerhofer (1896): 778.
  13. Op 4 februari 1551 was hij nog in Saarbrücken; zie Roth (1898): 316
  14. Mayerhofer citeert vooral uit de brieven die Bock rond 1550 aan het hertogelijk hof stuurde om zich te beklagen over zijn conflict met abt Johann Bonn von Wachenheim. Daarin schetst hij ook hoe zijn aanstelling als kanunnik in 1533 tot stand kwam. Die brieven waren natuurlijk niet bedoeld om een zo getrouw mogelijk beeld van dat gebeuren te schetsen, maar om zijn onderhandelingspositie te versterken.
Bibliografische informatie